Weideseizoen

Een aantal punten zijn van belang voor het weideseizoen, denk hierbij aan rantsoenwisseling, wormen, vliegenbestrijding en mineralen.

Rantsoenswisseling

Na enkele maanden voeren met het winterrantsoen, zorgt het weiden voor een rantsoenswisseling. Voorjaarsgras bevat veel suiker en eiwitten, veel onverzadigde vetzuren en heeft vaak minder drijvend vermogen in de pens. Dit zie je ook terug in de melk, vaak daalt het vetgehalte, het eiwitgehalte stijgt stoms, maar vooral het ureumgehalte kan toenemen. Dit hoge ureumgehalte kan een negatief effect hebben op de vruchtbaarheid. Daarnaast geeft een rantsoenswisseling ook een verhoogd risico op subacute pensverzuring. Een geleidelijke overgang van het rantsoen en het eventueel bijvoeren van pensbuffers vermindert het risico op problemen. Houd daarnaast de mestscore in de gaten en stuur bij in het rantsoen indien dat nodig is.

Wormen

Tijdens het weideseizoen kunnen koeien besmet raken met maagdarm-wormen, longwormen en leverbot.
Maagdarmwormen zijn vooral een aandachtspunt bij de kalveren, pinken of koeien die nog nooit eerder geweid zijn, omdat tegen maagdarmwormen immuniteit opgebouwd kan worden. Jongvee dat voor het eerst geweid wordt op een perceel waar eerder runderen hebben gelopen, kunnen zich zo besmetten met maagdarmwormen. Jongvee met maagdarmworminfecties kunnen een verminderde groei hebben en vermageren.
Met behulp van mestonderzoek, bloedonderzoek en tankmelkonderzoek kan vastgesteld worden of er een besmetting met maagdarmwormen heeft plaatsgevonden. Jongvee met een hoge besmetting kan ontwormd worden, maar het is wel van belang dat ze een lichte infectie op doen, om zo voor het volgende seizoen immuniteit te ontwikkelen. Naast het monitoren van de besmetting en het eventueel behandelen, is het weidemanagement een belangrijke pijler in het voorkomen van schade door maagdarmwormen. Omweiden zorgt ervoor dat de besmetttingsdruk in het weiland lager blijft en ook tussentijds maaien zorgt voor een verlaging van de besmettingsdruk.

Longworm (Dictyocaulus viviparus) veroorzaakt een parasitaire infectie van de luchtwegen, die hoesten (voornamelijk wanneer de dieren in actie komen, zoals bij het omweiden of het opladen op de wagen) en een oppervlakkige ademhaling kan veroorzaken. Deze klachten worden voornamelijk in de loop van het weideseizoen gezien, dus vanaf augustus/september. Longworminfecties kunnen bij het optreden van klachten gediagnosticeerd worden in bloed, mest en tankmelk (koppelniveau). Bij klinische klachten kan behandeld worden met een geregistreerd ontwormingsmiddel. Preventief kan tegen longworm gevaccineerd worden, waarbij de eerste enting 6 weken en de tweede enting 2 weken voor inscharing moet plaatsvinden. Hierbij is het van belang om ze daadwerkelijk ook twee weken na de laatste enting te gaan weiden, zodat het opdoen van een lichte weidebesmetting zorgt voor de laatste immuniteitsbooster. Daarnaast is een beweidingsplan van belang, omdat in de zomer besmette percelen 6 tot 7 weken lang besmettelijke larven kunnen bevatten.
Leverbot (Fasciola hepatica) is een parasiet die voor zijn ontwikkeling de leverbotslak (Galba truncatula) nodig heeft. Leverbot kan zich zowel acuut (sterfte) als chronisch presenteren. Bij runderen zie je voornamelijk de chronische variant, die zich uit in een verlaagde melkproductie, slechte groei van jongvee, verminderde weerstand, verminderde vruchtbaarheid en te vroeg afkalven. Leverbotinfecties vinden vooral plaats vanaf augustus tot november omdat bij een lage temperatuur er geen ontwikkeling van de leverbotslak plaats vindt. Daarnaast hebben vochtige percelen of gebieden met een verhoogd waterpeil een hoger risico op een leverbotinfectie. Leverbot kan in acute gevallen aangetoond worden door middel van pathologisch onderzoek en bloedonderzoek en in chronische gevallen door middel van bloed-, tankmelk- en mestonderzoek. Bij het aantonen van een infectie kan in overleg met de dierenarts besloten worden tot behandeling.

Vliegenbestrijding

Insecten, zoals bijvoorbeeld knutten en vliegen, kunnen naast overlast, ook diverse ziektes veroorzaken of overdragen zoals blauwtong en zomerwrang. Er zijn diverse producten die gebruikt kunnen worden voor vliegenbestrijding, zoals vliegenoormerken (met een werkingsduur van circa 4 maanden) of een pour-on (met afhankelijk van het product een werkingsduur van circa 7 tot 11 weken). Let hierbij op de werkingsduur en behandel afhankelijk van de duur van het weideseizoen eventueel nogmaals. Echter is enkel het bestrijden van de volwassen vlieg, maar het topje van de ijsberg. Vliegen kunnen wel enkele honderden eitjes per dag leggen. Dit doen ze voornamelijk op vochtige plekken, met dood organisch materiaal, zoals bijvoorbeeld in het stro van een kalverhokje of een niet schoongemaakte kalverdrinkemmer. Het goed schoonhouden en drooghouden van de voorkeursplekken voor vliegen om hun eitjes te leggen vermindert hierbij het aantal vliegeneitjes, maar ook madendood middelen of biologische bestrijding in de vorm van roofmijten, sluipwespen of roofvliegen zorgt voor een vermindering van de vliegendruk.

Mineralen

Bij jongvee dat geweid wordt, maar geen brok of mineralen bijgevoerd krijgt kan de mineralenvoorziening in het geding komen. Een tekort aan mineralen kan zorgen voor een verminderde groei en een verminderde vruchtbaarheid. Mineralenbolussen zorgen voor een langdurige afgifte van mineralen in de pens en kunnen zo een mineralentekort voorkomen. Afhankelijk van de diergroep, de grondsoort van de weidepercelen (en de daarbij behorende mineralenvoorziening vanuit het gras) kan bepaald worden wat de meest geschikte mineralenbolus voor op uw bedrijf is.