Cat Friendly praktijk

Vindt uw kat een bezoek aan de dierenarts erg spannend? Dit begrijpen wij, daarom maken we het bezoek voor uw kat zo aangenaam mogelijk.

Op onze locatie Sleen hebben we elke dinsdagochtend een ‘kattenochtend’, op onze locatie Nieuw-Amsterdam staat hier de donderdagochtend voor. Tijdens deze dagen werken we extra Cat Friendly.
 
Wat houdt het precies in, dat wij een Cat Friendly praktijk zijn?
Dit houdt in dat we extra kat-vriendelijk te werk gaan.
• Een speciale kattenhoek in de wachtkamer;
• Kennis over het benaderen en vasthouden van uw kat;
• Een katvriendelijke omgeving, bijvoorbeeld zachte ligplekken;
• Er wordt met Feliway gesprayd, dit zorgt voor de kalmering van katten in stressvolle situaties en zorgt voor extra vertrouwen.
 
Wat doen we op de kattenochtenden anders?
Op de kattenochtenden komen helemaal geen andere dieren dan alleen katten. De voordelen hiervan zijn dat er geen hondengeur in de praktijk hangt, er is geen geblaf en de dierenarts draagt geen hondengeur bij zich.
 
Zoals u leest doen wij er veel aan om uw kat toch goed te kunnen behandelen terwijl uw kat het spannend vindt. U hoeft dus niet gelijk de zorg van uw kat te onthouden omdat uw kat wat moeilijker is of stress heeft.

Vuurwerkangst

De tijd van rotjes, vuurpijlen en duizendklappers komt er weer aan. Hoewel er weer gesproken wordt over een eventueel vuurwerkverbod is het toch verstandig om nu al in te spelen op het voorkomen of verminderen van vuurwerkangst bij uw huisdier.

Voorkomen is altijd beter dan genezen! Voor jonge dieren die voor het eerst in contact komen met vuurwerk, en dieren die niet bang zijn voor vuurwerk, is het van belang om ervoor te zorgen dat dit zo blijft. Is er al angst? Dan kunt u als baasje eraan bijdragen om de angst te verminderen, hiervoor is vroegtijdig starten van groot belang. De algemene tips die u in het volgende hoofdstuk kunt lezen, zijn voor dieren met en zonder vuurwerkangst van toepassing.

Daarnaast kan door ondersteunende middelen en medicatie de vuurwerkangst bij uw huisdier vermindert worden. Is uw hond of kat erg bang voor vuurwerk? Maak dan gerust een afspraak bij ons op de praktijk voor advies op maat. Wij helpen u graag om voor uw huisdier de beste optie te zoeken.

Algemene tips voor een rustige jaarwisseling

Naast training en eventuele medicatie kunt u rondom de jaarwisseling veel doen wat kan bijdragen aan een rustige jaarwisseling voor uw hond en kat. Wij geven u graag tips!

  • Neem uw hond overdag mee voor een fijne, lange wandeling in een rustig gebied.
  • Geef uw dier veel afleiding en aandacht, al voor het vuurwerk begint. U kunt hierbij denken aan een kauwstaaf (hond), voerspelletjes (voor hond en kat) en bewegingsspelletjes (kat).
  • Sluit uw gordijnen op tijd, zodat uw dier het vuurwerk niet ziet.
  • Zet muziek op of zet de radio of tv aan.
  • Laat uw dier zelf een ligplek kiezen. Als uw dier gewend is in een bench te liggen of een doos fijn vindt (kat), dan kunt u hier dekens over leggen om het geluid te dempen.
  • Als uw dier graag dicht bij u zit, dan is dat prima. Gedraag u verder zoals u normaal doet, spreek uw dier op de normale manier aan en biedt eventueel afleiding.
  • Probeer zelf rustig te blijven en doe gewoon de dingen die u normaliter ’s avonds ook doet.
  • Een Thundershirt kan goed helpen bij uw hond of kat. Dit is een soort vest wat een zachte, constante druk op het lichaam van uw huisdier uitoefent. Het ‘ingepakte’ gevoel voelt aan als een fijne knuffel, waardoor uw huisdier ontspannen en kalm wordt.

Rhinopneumonie

Een verborgen gevaar

 

De uitbraak van rhinopneumonie in Valencia en de bijhorende media aandacht lijken al lang geleden. Voor de paarden die tijdens deze periode gevaccineerd werden, is het nu tijd voor hun halfjaarlijkse hervaccinatie.

Het equine herpesvirus (EHV), ook wel gekend als rhinopneumonie of rhino, is een besmettelijke infectie, veroorzaakt door een virus van de familie van de herpesvirussen. 80 tot 90% van de paarden komt al in contact met het equine herpesvirus vóór de leeftijd van 2 jaar. Hoewel de term rhinopneumonie doelt op de luchtwegproblematiek, kan deze infectie 3 types van symptomen veroorzaken: luchtwegaandoeningen, abortus (verwerpen) en zenuwstoornissen.

De klinische symptomen van een infectie met rhinopneumonie zijn heel variabel. Het zijn vooral de jonge paarden die heel uitgesproken griepachtige ziekteverschijnselen kunnen vertonen, terwijl de infectie bij oudere paarden vaak onopgemerkt verloopt. Zoals bij vele virale infecties, is een verhoging van de lichaamstemperatuur (kan oplopen tot 41°C) een eerste alarmsignaal.

De luchtwegaandoening lijkt erg op griep: neusuitvloeiing (helder tot geelachtig), hoesten (sporadisch), een verminderde eetlust, oedeem van de ledematen en/of tekenen van vermoeidheid. De besmetting met herpesvirus heeft meestal 2 tot 10 dagen vóór het optreden van de eerste symptomen plaatsgevonden. Bij oudere paarden blijft de besmetting meestal onopgemerkt met mogelijk suboptimale prestaties tot gevolg. Ook na klinisch herstel van EHV-1 of EHV-4 luchtweginfecties, ontwikkelen sommige paarden het “poor performance syndroom”.

Bij een drachtige merrie kan EHV-1 het leven van het veulen ernstig in gevaar brengen, aangezien dit virus de meest voorkomende oorzaak is van infectieuze abortus. Meestal zijn er vooraf geen symptomen te merken bij de merrie. Abortus treedt gewoonlijk op in het 3e trimester van de dracht. Je moet er echter wel rekening mee houden dat de besmetting met EHV al een week tot meerdere maanden vóór de abortus opgetreden kan zijn! Bijvoorbeeld: een merrie die in de winter besmet werd via contact met een veulen met luchtwegaandoeningen, kan aborteren in de lente of dus pas 2 maanden later; maar een drachtige merrie op een fokkerij, besmet door de abortus van haar buurvrouw, kan eveneens al enkele dagen later aborteren. Bovendien kan een reactivatie van slapend virus natuurlijk ook steeds aan de basis liggen. Verder kan EHV-1 eveneens resulteren in de geboorte van dode of zwakke veulens.

In zeldzame gevallen kan rhino eveneens tot een aantasting van het zenuwstelsel leiden met ataxie (wankel lopen) en de gevreesde verlammingsverschijnselen tot gevolg. Het optreden van de symptomen kan plots zijn, zonder voorafgaande luchtwegproblemen en gebeurt meestal in de tweede week na besmetting. De symptomen zijn voornamelijk te zien aan de achterbenen (van slechte coördinatie tot verlamming met de typische hondenzit), alsook een verlamming van de blaas en een slappe staart. Men heeft ‘neurologische’ en ‘niet-neurologische’ stammen van EHV-1 geïdentificeerd, maar beide kunnen echter zowel zenuwstoornissen als abortus veroorzaken. Afhankelijk van de ernst van de symptomen kunnen deze paarden herstellen of in het geval van volledige verlamming een slechte prognose hebben (vaak euthanasie).

Dier van de maand – Kisha

De baasjes van Kisha waren de kerstboom aan het optuigen tot ze opeens 2 knuffelbeertjes misten. Deze horen normaal in de kerstboom te hangen maar waren ineens weg. Kisha werd al snel als verdachte aangewezen, ze heeft namelijk al vaker iets vreemds gegeten.

Kisha’s baasjes hebben hun gevoel gevolgd en naar de praktijk gebeld. De dierenarts wilde Kisha graag een braakmiddel geven via een injectie, zodat ze de beertjes weer uit zou braken.

Onderweg naar de praktijk was Kisha al wat aan het kokhalzen, er zat haar duidelijk iets dwars. Eenmaal aangekomen op de praktijk kreeg Kisha de injectie, vlak erna werd ze al misselijk en begon ze te braken. En warempel, 2 knuffelbeertjes lagen voor haar op de grond.

Dezelfde avond was Kisha nog erg zielig, ze had de hele avond nog een pruillipje en heeft veel bij de baasjes gelegen. Gelukkig knapte Kisha snel op en was ze de volgende ochtend weer helemaal zichzelf.

Op de foto zie je Kisha en de 2 beertjes. Kisha is hier nog wat misselijk van de injectie die ze heeft gekregen van de dierenarts, normaal kijkt ze wel wat vrolijker 😉

Nog een opmerking van de baasjes: ‘Vanaf dit jaar wordt de kerstboom zonder knuffelbeertjes versierd’ 🎄🐻

 

Seniorcheck

Extra aandacht voor uw oudere huisdier!

Heeft u een kat ouder dan 8 jaar of een hond ouder dan 5 à 6 jaar? Lees dan snel verder!

Net als mensen, worden huisdieren vandaag de dag steeds ouder. Samen met u proberen we de levenskwaliteit van uw huisdier zo optimaal mogelijk te houden. Wij bieden de Seniorcheck aan om senior huisdieren te screenen op veel voorkomende aandoeningen. Grote honden rekenen we vanaf de leeftijd van 5 à 6 jaar tot de senioren en middelgrote en kleine honden vanaf de leeftijd van 7 à 8 jaar. Katten worden vanaf 8 jaar tot de senioren gerekend.

Ouderdom komt vaak met gebreken. Niet alle kwalen zijn aan de buitenkant duidelijk zichtbaar of kunt u opmerken aan uw dier. Daarnaast zijn de meeste aandoeningen beter te behandelen wanneer deze in een vroeg stadium ontdekt worden, daarom is screening heel belangrijk. Met de Seniorcheck kunnen we eventuele aandoeningen zo vroeg mogelijk signaleren. Herkent u één van de volgende symptomen, dan adviseren wij u zeker om een afspraak te maken voor de Seniorcheck. Ook als u nog niets aan uw huisdier merkt is de Seniorcheck nuttig.

𝙎𝙮𝙢𝙥𝙩𝙤𝙢𝙚𝙣 𝙠𝙖𝙩

  • moeite met springen
  • verliest gewicht
  • slechte vachtverzorging
  • minder speels/actief
  • slaapt meer
  • drinkt en/of plast meer
  • minder aanhankelijk

𝙎𝙮𝙢𝙥𝙩𝙤𝙢𝙚𝙣 𝙝𝙤𝙣𝙙

  • moeilijk overeind komen
  • drinkt en/of plast meer
  • stinkt uit de mond
  • minder speels/actief
  • valt af
  • loopt moeilijk/kreupel
  • slaapt meer

Tijdens de Seniorcheck wordt uw dier uitgebreid onderzocht door de dierenarts en is er extra aandacht voor verschijnselen van artrose. We controleren het bloed en de urine van uw dier.

Wilt u meer informatie ontvangen over de Seniorcheck, of wilt u graag een afspraak maken, neem dan contact op met één van onze praktijklocaties.

Samenwerking weekenddiensten gezelschapsdieren

Om 24-uurszorg te kunnen garanderen gaan wij onze weekenddiensten voor de gezelschapsdieren samen doen met Dierenkliniek Vechtdal.

Vanaf 19 november kan het voorkomen dat u bij spoedgevallen buiten openingstijden in het weekend doorverwezen wordt. U kunt ons in het weekend gewoon bereiken op 0524-513694.

Dier van de maand – Ginger

Ginger is een Franse Bulldog van 8 jaar. Ze was al een poos niet helemaal zichzelf. Na controles bij de dierenarts, een kuur en speciaal voer knapte Ginger niet genoeg op.

Ginger had een goede eetlust en leek verder fit, toch bleef ze ergens last van houden. Er is een echo gemaakt en hieruit kwamen geen grote afwijkingen. Wat zou lieve Ginger toch kunnen hebben?

Een poos later lijkt Ginger wel depressief. Ze heeft een trieste uitdrukking op haar gezicht, is niet meer vrolijk en wil niet graag meer mee uit. Daarnaast heeft ze momenten dat ze voor zich uit staat te staren en trilt, ze reageert dan ook nergens op. Het baasje van Ginger liet een foto zien van een half jaar geleden, hier heeft ze een vrolijke gezichtsuitdrukking en lijkt ze zelfs een andere hond.

Een aantal dagen later waren de eigenaren met Ginger in Spanje en hier ging ze hard achteruit. Ginger is daar op locatie bij een Spaanse dierenarts geweest. Zowel in Spanje als bij ons zijn bloedonderzoeken gedaan. Uit deze onderzoeken bleek dat Ginger een te laag werkende schildklier heeft. Dit is gelukkig goed te behandelen met medicatie.

Met de medicatie heeft het baasje van Ginger haar nu super goed onder controle. Ginger is gelukkig weer helemaal opgeleefd met de medicatie. Ze is weer een super actief en blij hondje!

Dieren van de maand – James & Bond

De twee katers James en Bond zijn voor het eerst bij ons op de praktijk geweest. Het zijn broertjes van een half jaar oud. Ze hadden allebei een afspraak voor castratie.

James en Bond kunnen het erg goed vinden samen. Ze werden dan ook ’s ochtends in hetzelfde reismandje gebracht door de baasjes. Nadat ze goed zijn nagekeken door de dierenarts kregen ze hun narcose. Ze werden beide gelijk gecastreerd en mochten toen lekker uitslapen.

In de recovery lagen ze eerst in verschillende hokjes naast elkaar. James was al vrij snel wakker en actief, Bond daarentegen vond het wel fijn om wat langer uit te slapen. Toen Bond ook goed wakker was, mochten ze weer lekker samen liggen. Nadat ze nog even rustig zijn bijgekomen van de narcose, werden ze weer samen opgehaald door de baasjes.

Wat was het gezellig om deze twee lieve katten een ochtendje bij ons op de praktijk te hebben!

Oog op klauwgezondheid – deel 4

Als we kijken naar de oorzaken van kreupelheid bij melkkoeien spreken wel eigenlijk altijd van twee verschillende soorten kreupelheid. Ten eerste heb je de infectieuze aandoeningen zoals mortellaro en tussenklauwontsteking en ten tweede heb je de klauwhoornaandoeningen zoals zoolzweren, witte lijn defecten, dubbel zolen etc. Er is een hele kleine categorie die in beide valt, namelijk teenpuntnecrose en ‘non healing’ lesions, oftewel aandoeningen die beginnen als klauwhoornaandoening maar die geïnfecteerd raken door bijvoorbeeld mortellaro bacteriën.

De klauwhoornaandoeningen hebben met elkaar gemeen dat ze in de eerste plaats ontstaan door een probleem met de belasting van de klauw. Afhankelijk van het type belasting dat er speelt krijg je een zoolzweer of -bloeding of een witte lijn defect. In deze nieuwsbrief gaan we het hebben over het effect van de omgevingsfactoren op het ontstaan van een zoolzweer of – bloeding.

De klauw van een koe is ontworpen om op een zachte ondergrond te lopen. De drukverdeling op zachte ondergrond is dusdanig dat deze bijna volledig op de wand van de klauw valt. Eigenlijk ziet deze klauw er meer uit als de hoef van een paard waar de wand iets hoger is en de zool wat uitgehold lijkt. Dat wat wij de zool van de klauw noemen en (mede door de benaming) associëren met belasting is daar dus eigenlijk helemaal niet voor gemaakt. De opgevulde zool zoals wij die kennen van onze koeien komt omdat ze op harde ondergrond lopen, hierdoor staat er meer druk op de zool en druk zorgt voor meer hoorngroei waardoor de zool dus opvult en gelijk komt te staan aan de wand. Dit wil niet zeggen dat we de roosters moeten gaan vervangen door gras, koeien kunnen op zich prima uit de voeten op beton. Het wil wel zeggen dat het echt heel belangrijk is dat de klauwen voldoende rust krijgen om te herstellen van de druk op die zolen. We kunnen dus heel ingewikkeld gaan kijken naar allerlei risicofactoren voor zoolzweren maar het allerbelangrijkste is te zorgen voor een comfortabele rustplaats waar de koe vaak en lang genoeg kan liggen. Als je hier serieus mee aan de slag wilt gaan moet je naast overbezetting op de ligboxen, ligboxmaat en boxbedekking ook kijken naar de tijd dat een koe gedwongen ‘staat’. Hoe lang staan ze in de wachtruimte? Hoe lang staan ze daarna nog vast? Hoe lang kunnen ze na het melken geen gebruik maken van de gehele stal omdat er nog boxen schoongemaakt moeten worden? Hoe vaak per week staan ze langer vast omdat er dieren uitgezocht worden voor dierenarts, inseminator, bekappen etc. etc.? Al deze relatief kleine periodes kunnen, zeker voor laag rangorde dieren, oplopen tot zoveel belasting dat er schade ontstaat aan de zool.

Heeft een koe eenmaal een zoolzweer gehad dan is er grote kans dat ze deze terugkrijgt. Het is dus echt een zaak van preventie in plaats van behandeling in dit geval. En preventie ligt in dit geval vaak in de stal en niet ‘in de koe’!

Dier van de maand – Tijger

Tijger was een kitten van 2 maand oud toen hij ’s ochtends slap en futloos werd. Er was twijfel of Tijger het zou redden, dus is hij met spoed naar de praktijk gekomen.

Tijger heeft meteen een infuus gekregen en is warm gehouden met een warmtelamp, een kruik en een warmtemat. Na een aantal uur en veel controles verder heeft Tijger wat gegeten en kwam hij goed op temperatuur. Met veel aandacht en liefde kreeg Tijger langzamerhand steeds meer zin in eten en wilde wat spelen. Eigenlijk knapte hij met het uur op en mocht Tijger diezelfde dag al naar huis omdat hij het super goed deed!
Een week later was Tijger weer helemaal zichzelf en hij speelt flink, hij is lekker rond en gezond.
Gelukkig heeft het baasje van Tijger snel gehandeld zodat Tijger de zorg kreeg die hij nodig had. Ze heeft de hele tijd hoopvol gewacht thuis. Ze vindt het mooi om te zien hoe sterk en anders hij is geworden.

Tijger kan nu genieten van het kitten zijn. We hopen dat we hem nog eens weer gaan zien op de praktijk maar dan om een leuke reden!

Laat uw paard voordelig testen op PPID, nu 50% korting op de ACTH test!

Heeft u vermoedens dat uw paard of pony PPID, voorheen de ziekte van Cushing bij paarden, heeft?

In sommige gevallen is het mogelijk om op basis van een klinisch onderzoek en de ziektegeschiedenis van het paard of de pony de diagnose PPID te stellen. Met een ACTH-test heeft u echter zekerheid van zaken en kunt u samen met uw dierenarts een behandelplan opstellen. Het najaar is daarvoor de beste periode en juist nu wordt er korting gegeven op het testen van deze aandoening. Om deze test uit te voeren, neemt uw dierenarts een bloedmonster af bij het paard in kwestie, dat naar het laboratorium wordt gestuurd voor verder onderzoek. De uitslag van dit onderzoek is meestal binnen enkele dagen bekend.

PPID komt veel voor. De ziekte wordt meestal gezien bij paarden van middelbare of hogere leeftijd (ouder dan 15 jaar). Sommige studies laten zien dat 15% tot 30% van de paarden in deze leeftijdsgroep in meer of mindere mate aan deze aandoening lijdt. Toch wordt PPID ook regelmatig bij jongere dieren gediagnosticeerd.
Bestaan er vermoedens dat een paard PPID paard symptomen vertoond? In onderstaande lijst staan de klinische tekenen die wijzen op PPID. Wanneer uw paard of pony één of enkele van de onderstaande symptomen vertoont, kan het dier al verdacht zijn van PPID.

  • Hoefbevangenheid, ook wel bekend als laminitis.
  • Veranderingen in de vacht. Dit kan variëren van matig tot slechte verharing of verandering van kleur in vroege stadia van de ziekte tot een te volle, langharige en krullerige vacht in latere stadia van de ziekte.
  • Verandering in de lichaamsbouw: hangbuik, spierverlies van de bovenlijn.
  • Vetophopingen en verdikkingen rondom de ogen.
  • Abnormaal zweten rond de nek en schouders. De dikke vacht speelt hierbij mogelijk een rol.
  • Veel drinken en plassen.
  • Lusteloosheid en verminderde prestaties.
  • Verminderd afweersysteem, terugkerende infecties en vertraagde wondgenezing.

(Bron: www.ppidbijpaarden.nl.)

PPID is een aandoening die te behandelen is en de prognose is in de meeste gevallen goed. Het vroegtijdig diagnosticeren van PPID bij uw paard met behulp van een ACTH-test helpt om allerlei bijkomende ziekteverschijnselen te voorkomen. Hoewel een paard met PPID niet echt te genezen is, zorgen een goede behandeling en verzorging er meestal voor dat uw paard vrolijk, fit en in goede conditie blijft. Vroegtijdige diagnose van PPID helpt om allerlei bijkomende ziekteverschijnselen te voorkomen .

Hebt u vermoedens dat uw paard of pony misschien lijdt aan PPID of wilt u controleren of uw paard of pony met PPID nog wel de juiste dosering Prascend krijgt? Laat dan bloedonderzoek uitvoeren.
In september en oktober 2021 wordt u 50% korting op het laboratoriumonderzoek op PPID aangeboden. Daarmee bespaart u ongeveer 30 euro. De kosten voor het consult, het afnemen, verwerken en het verzenden van het bloed worden wel volledig aan u gefactureerd.

Wilt u in aanmerking komen voor de korting? Klik dan hier om de voucher te downloaden, vul de gegevens in van het paard of de pony (incl. de verschijnselen) en neem contact met ons op voor het maken van een afspraak voor bloedafname.

Jacobskruiskruid

Jacobskruiskruid is aan een snelle opmars bezig in Nederland, en vooral op droogtegevoelige gronden. Omdat we er de afgelopen tijd enkele vragen over hebben gehad, en omdat we zien dat Jacobkruiskruid in ieder geval in de wegbermen in grote getale aanwezig is, maar ook op verdroogde weilanden, hierbij nadere informatie over het gevaar van deze plant. Want de plant is niet alleen giftig voor paarden zoals vaak wordt gedacht, het is ook bewezen schadelijk voor runderen.

Gevaar
Zolang de plant groeit en bloeit is er voor paarden, koeien, geiten en schapen weinig risico. Jacobskruiskruid wordt normaal gesproken niet gegeten. In uitzonderlijke gevallen kan dit wel het geval zijn, bijvoorbeeld als er te weinig gras overgebleven is.

Jacobskruiskruid wordt echt gevaarlijk wanneer het wordt ingekuild of gehooid. De plant verliest na het maaien haar typerende geur, kleur en smaak, waardoor de dieren de plant niet meer als giftig herkennen. Na het maaien blijft het gif echter werken.

Alle delen van de plant Jacobskruiskruid bevatten giftige stoffen. Dit zijn de zogenaamde Pyrrolizidine Alkaloïden (PA’s).  Het gifpercentage is net voor de bloei het hoogst.

Ziekteverschijnselen
Het gif wordt in de darmen opgenomen. Daarna probeert het lichaam de gifstoffen in de lever om te zetten in minder giftige stoffen. Dit proces levert echter een nog giftigere stof op. Dat maakt de levercellen kapot.
Een vergiftiging door Jacobskruiskruid verloopt heel geleidelijk. De lever zal uiteindelijk niet meer functioneren. Vergiftigde dieren worden eerst ziek: ze zijn sloom, verliezen gewicht, hebben diarree en geen eetlust, drinken veel en krijgen verschijnselen die op zonnebrand lijken. Uiteindelijk tast Jacobskruiskruid het hart en het centrale zenuwstelsel aan en veroorzaakt coördinatiestoornissen, gebrek aan eetlust en onrustige bewegingen.

Voor een vergiftiging door Jacobskruiskruid is geen remedie. Dieren worden pas na verloop van maanden of zelfs jaren ziek, doordat het gif langzaam ophoopt in de lever.

Koeien en paarden ontwikkelen chronische leveraandoeningen wanneer deze diersoorten 5 – 10% van hun lichaamsgewicht aan plantmateriaal van Jacobskruiskruid opnemen.

Bestrijding

Maaien is niet geschikt om Jacobskruiskruid te bestrijden. De plant reageert door in korte tijd nieuwe bloemstengels te vormen en extra veel zaad te produceren. Zeer frequent maaien leidt bovendien tot vegetatieve verspreiding en planten met een sterke houtige wortel. Chemische bestrijding of handmatig uittrekken van planten op percelen waar het nog maar beperkt aanwezig is, is de beste bestrijding.

Oog op Klauwgezondheid (deel 3)

Oog op klauwgezondheid deel 3

Voeding

Hoewel de relatie tussen klauwen en voeding al jaar en dag gelegd wordt blijkt deze toch nog ingewikkelder dan vroeger werd gesteld. Pensverzuring à gifstoffen in het bloed of ‘bevangenheid’ à zoolzweren. Dat was altijd het credo en wordt nog steeds ontzettend vaak genoemd als hoofdoorzaak voor klauwproblematiek. En hoewel voeding dus heel erg belangrijk is blijkt nou juist pensverzuring niet zo van belang te zijn!

Om te beginnen blijkt het onmogelijk om een eenduidige definitie van ‘bevangenheid’ boven water te krijgen. Als je 10 klauwbekappers vraagt naar de omschrijving zal 1 zeggen dat het om rood verkleuring van de zool gaat, de andere zegt juist geelverkleuring, een derde zegt acute kreupelheid zonder dat er iets aan de klauw te zien is en voor een vierde staat een zoolzweer gelijk aan bevangenheid. Ook in de wetenschap is er geen overeenstemming wat deze term nu eigenlijk voor de klauw betekent. Proeven die bevangenheid moeten opwekken en dus klauwproblemen moeten veroorzaken zijn nog nooit tot resultaat gekomen. Problemen met de voeding kunnen zeker klauwproblemen geven maar dat gaat zeker niet hoofdzakelijk om pensverzuring.

Waar gaat het dan wel om? Vitaminen, mineralen en een zo constant mogelijk conditieverloop tijdens de droogstand en lactatie. Met name biotine, mangaan en zink zijn van belang voor de klauwgezondheid. Zij zorgen er voor dat de klauwhoorn van optimale kwaliteit is waardoor de klauw hard is en goed tegen een stootje kan. Een gebrek aan biotine zorgt voor een zwakkere witte lijn waardoor deze sneller uit elkaar getrokken kan worden als de koe bijvoorbeeld een korte draai moet maken. Onder de hoorn van de klauw en de lederhuid ligt daarnaast het vetkussen onder het klauwbeen. Dit vetkussen fungeert als een soort vering waardoor de druk beter verdeeld wordt over de gehele zool. Een sterk wisselend verloop in conditie, met name verlies na het afkalven, zorgt voor een snelle afbraak van vet uit dit vetkussen en dus een slechte vering. Dit geeft bijvoorbeeld sneller bloedingen in de zool als de koe lang moet staan.

Hoewel de voeding van de koe van groot belang is voor de klauwgezondheid moet de focus dus verplaatsen van pensverzuring naar de optimale samenstelling van vitamine en mineralen en daarnaast een constant conditie verloop. En omdat een goede voeding ook de rest van de gezondheid en de melkproductie ten goede komt zouden we dit toch voor elkaar moeten krijgen!

De “witte” penicillines: Procapen, Peniyet vet of Depocilline?

De werking van penicillines is afhankelijk van de tijd waarin bacteriën blootgesteld worden aan de antibiotica. In dit geval dus hoe langer, des te beter.

In principe zijn Procapen, Peniyet en Depocilline allemaal dezelfde producten, namelijk benzylpenicillines. Het verschil zit hem echter in de registratie van deze producten:

 

Middel Concentratie werkzame stof Dosering 600 kg koe Hoeveel werkzame stof spuit je een koe Wachttijd melk Wachttijd vlees
Procapen 300 mg/ml 1 ml/ 15 kg 40 ml 12000 mg 6 dagen 14 dagen
Peniyet vet 300 mg/ml 1 ml/ 30 kg 20 ml 6000 mg 4 dagen 6 dagen
Depocilline 300 mg/ml 1 ml/ 25 kg 24 ml 7500 mg 11 dagen 6 dagen

 

In dit geval heeft de Procapen de hoogste, geregistreerde, dosering.

Het hoger doseren van middelen, anders dan vermeld in de bijsluiter (de registratie), is off label gebruik en heeft gevolgen voor de wachttijd (7 dagen melk/ 28 dagen vlees).

 

Aanvullende informatie voor de liefhebber:

 

Op basis van de farmacokinetiek (hoe een lichaam omgaat met een geneesmiddel) van benzylpenicillines zit er wel degelijk een voordeel in om voor de hoogst mogelijke geregistreerde dosering te kiezen.

De werking van benzylpenicillines is afhankelijk van de periode waarin de bacterie wordt blootgesteld aan het antibioticum (tijdsafhankelijk).

De belangrijkste parameter hiervoor is de periode waarin de concentratie hoger is dan de MIC. MIC staat voor Minimal Inhibitory Concentration, de minimale hoeveelheid antibiotica die nodig is om een bacterie te kunnen remmen of doden.

Dit betekent dat ze met name effectief zijn als de bacterie gedurende een voldoende lange periode aan het antibioticum wordt blootgesteld. Door de procaïne worden de penicillines langzaam geabsorbeerd uit de injectieplaats in de spier waardoor zo lang mogelijk een voldoende hoge spiegel bereikt kan worden. Om dit effect te bereiken is wel het advies om de hoogste dosering aan te houden; in dit geval dus de Procapen.

Grafiek MIC-Concentratie-Tijd

Grafiek 1

Dier van de maand – Lilly

Lilly was met haar baasjes op vakantie in de buurt, deze vakantie verliep helaas niet geheel volgens plan. Lilly werd ziek en kwam zodoende bij ons op de praktijk terecht, een operatie was onvermijdelijk.

Tijdens de operatie zijn er twee spenen, waarvan één met het speenkoord er nog aan uit de maag van Lilly gehaald, een tijdbom waar ze al langer mee rondliep, het speenkoord was al 1,5 jaar zoek.

Vermoedelijk is de speen met het speenkoord door het rennen in de bossen op vakantie verkeerd geschoten. Lilly is na de operatie in haar gedrag veranderd, ze is minder onrustig geworden, het zat haar waarschijnlijk al veel langer dwars.
Wij zijn blij te weten dat Lilly inmiddels helemaal is opgeknapt en weer lekker rond kan rennen met haar broer Rocco.

Hopelijk komen de baasjes van Lilly en Rocco nog een keer terug naar het mooie Drenthe voor een vakantie met iets minder zorgen!

Weideseizoen

Een aantal punten zijn van belang voor het weideseizoen, denk hierbij aan rantsoenwisseling, wormen, vliegenbestrijding en mineralen.

Rantsoenswisseling

Na enkele maanden voeren met het winterrantsoen, zorgt het weiden voor een rantsoenswisseling. Voorjaarsgras bevat veel suiker en eiwitten, veel onverzadigde vetzuren en heeft vaak minder drijvend vermogen in de pens. Dit zie je ook terug in de melk, vaak daalt het vetgehalte, het eiwitgehalte stijgt stoms, maar vooral het ureumgehalte kan toenemen. Dit hoge ureumgehalte kan een negatief effect hebben op de vruchtbaarheid. Daarnaast geeft een rantsoenswisseling ook een verhoogd risico op subacute pensverzuring. Een geleidelijke overgang van het rantsoen en het eventueel bijvoeren van pensbuffers vermindert het risico op problemen. Houd daarnaast de mestscore in de gaten en stuur bij in het rantsoen indien dat nodig is.

Wormen

Tijdens het weideseizoen kunnen koeien besmet raken met maagdarm-wormen, longwormen en leverbot.
Maagdarmwormen zijn vooral een aandachtspunt bij de kalveren, pinken of koeien die nog nooit eerder geweid zijn, omdat tegen maagdarmwormen immuniteit opgebouwd kan worden. Jongvee dat voor het eerst geweid wordt op een perceel waar eerder runderen hebben gelopen, kunnen zich zo besmetten met maagdarmwormen. Jongvee met maagdarmworminfecties kunnen een verminderde groei hebben en vermageren.
Met behulp van mestonderzoek, bloedonderzoek en tankmelkonderzoek kan vastgesteld worden of er een besmetting met maagdarmwormen heeft plaatsgevonden. Jongvee met een hoge besmetting kan ontwormd worden, maar het is wel van belang dat ze een lichte infectie op doen, om zo voor het volgende seizoen immuniteit te ontwikkelen. Naast het monitoren van de besmetting en het eventueel behandelen, is het weidemanagement een belangrijke pijler in het voorkomen van schade door maagdarmwormen. Omweiden zorgt ervoor dat de besmetttingsdruk in het weiland lager blijft en ook tussentijds maaien zorgt voor een verlaging van de besmettingsdruk.

Longworm (Dictyocaulus viviparus) veroorzaakt een parasitaire infectie van de luchtwegen, die hoesten (voornamelijk wanneer de dieren in actie komen, zoals bij het omweiden of het opladen op de wagen) en een oppervlakkige ademhaling kan veroorzaken. Deze klachten worden voornamelijk in de loop van het weideseizoen gezien, dus vanaf augustus/september. Longworminfecties kunnen bij het optreden van klachten gediagnosticeerd worden in bloed, mest en tankmelk (koppelniveau). Bij klinische klachten kan behandeld worden met een geregistreerd ontwormingsmiddel. Preventief kan tegen longworm gevaccineerd worden, waarbij de eerste enting 6 weken en de tweede enting 2 weken voor inscharing moet plaatsvinden. Hierbij is het van belang om ze daadwerkelijk ook twee weken na de laatste enting te gaan weiden, zodat het opdoen van een lichte weidebesmetting zorgt voor de laatste immuniteitsbooster. Daarnaast is een beweidingsplan van belang, omdat in de zomer besmette percelen 6 tot 7 weken lang besmettelijke larven kunnen bevatten.
Leverbot (Fasciola hepatica) is een parasiet die voor zijn ontwikkeling de leverbotslak (Galba truncatula) nodig heeft. Leverbot kan zich zowel acuut (sterfte) als chronisch presenteren. Bij runderen zie je voornamelijk de chronische variant, die zich uit in een verlaagde melkproductie, slechte groei van jongvee, verminderde weerstand, verminderde vruchtbaarheid en te vroeg afkalven. Leverbotinfecties vinden vooral plaats vanaf augustus tot november omdat bij een lage temperatuur er geen ontwikkeling van de leverbotslak plaats vindt. Daarnaast hebben vochtige percelen of gebieden met een verhoogd waterpeil een hoger risico op een leverbotinfectie. Leverbot kan in acute gevallen aangetoond worden door middel van pathologisch onderzoek en bloedonderzoek en in chronische gevallen door middel van bloed-, tankmelk- en mestonderzoek. Bij het aantonen van een infectie kan in overleg met de dierenarts besloten worden tot behandeling.

Vliegenbestrijding

Insecten, zoals bijvoorbeeld knutten en vliegen, kunnen naast overlast, ook diverse ziektes veroorzaken of overdragen zoals blauwtong en zomerwrang. Er zijn diverse producten die gebruikt kunnen worden voor vliegenbestrijding, zoals vliegenoormerken (met een werkingsduur van circa 4 maanden) of een pour-on (met afhankelijk van het product een werkingsduur van circa 7 tot 11 weken). Let hierbij op de werkingsduur en behandel afhankelijk van de duur van het weideseizoen eventueel nogmaals. Echter is enkel het bestrijden van de volwassen vlieg, maar het topje van de ijsberg. Vliegen kunnen wel enkele honderden eitjes per dag leggen. Dit doen ze voornamelijk op vochtige plekken, met dood organisch materiaal, zoals bijvoorbeeld in het stro van een kalverhokje of een niet schoongemaakte kalverdrinkemmer. Het goed schoonhouden en drooghouden van de voorkeursplekken voor vliegen om hun eitjes te leggen vermindert hierbij het aantal vliegeneitjes, maar ook madendood middelen of biologische bestrijding in de vorm van roofmijten, sluipwespen of roofvliegen zorgt voor een vermindering van de vliegendruk.

Mineralen

Bij jongvee dat geweid wordt, maar geen brok of mineralen bijgevoerd krijgt kan de mineralenvoorziening in het geding komen. Een tekort aan mineralen kan zorgen voor een verminderde groei en een verminderde vruchtbaarheid. Mineralenbolussen zorgen voor een langdurige afgifte van mineralen in de pens en kunnen zo een mineralentekort voorkomen. Afhankelijk van de diergroep, de grondsoort van de weidepercelen (en de daarbij behorende mineralenvoorziening vanuit het gras) kan bepaald worden wat de meest geschikte mineralenbolus voor op uw bedrijf is.

Jeuk is niet leuk!

Allergie!

Helaas is het hooikoorts seizoen voor mensen weer begonnen, maar wist u ook dat bij honden en katten allergie voorkomt? Ongeveer 10-15% van alle honden heeft een allergie. Bij katten is dit zo’n 12,5%.

Een allergie bij de hond kan op elke leeftijd voorkomen en zich op verschillende manieren uiten. Zo kan de hond bij een voedselallergie last hebben van het maagdarmkanaal, wat zich uit in braken en diarree. Soms is het echter nog zo mild dat de hond alleen wat verminderde eetlust heeft.
Is de allergie huid gerelateerd dan kunnen de klachten variëren van likken of knagen op de poten, steeds terugkomende oorontstekingen, of het zichzelf tot bloedens toe open krabben over het gehele lichaam.

Vergeet niet dat chronische jeuk soms erger kan zijn dan pijn! Vaak zien we dan ook dat honden, met behandeling om de jeuk te remmen, ineens een stuk vrolijker levendiger en actiever zijn dan voorheen! Het zal u verbazen hoeveel last een hond kan hebben van een allergie.

Bij honden zijn er grofweg 3 hoofdgroepen van allergie:

  • Vlooienallergie
  • Voedselallergie
  • Omgevingsallergie (atopie)

Wanneer uw hond jeuk heeft kan dit vele oorzaken hebben. Eén daarvan is allergie.
Uw dierenarts zal stap voor stap uitzoeken wat de oorzaak van de jeuk is.

Allergie traject

Wanneer uw hond verdacht wordt van een allergie zal er een allergietraject gestart worden. Hierin word stapsgewijs uitgezocht om welke allergie het gaat.
Als eerste wordt uw hond onderzocht op parasieten en een strikt anti-parasitaire behandeling wordt ingezet. Daarna zal een voedsel eliminatiedieet gestart worden van minstens 8 weken, om te testen of uw hond allergisch reageert op bepaalde voedingsstoffen. Veel eigenaren hebben zelf al verschillende voedingen geprobeerd, met onvoldoende resultaat. Helaas zijn er maar enkele merken die wetenschappelijk bewezen hypoallergeen zijn. Namelijk Royal Canin hypoallergenic of anallergenic, Hills z/d en Specific hypoallergenic. Hierbij zijn de eiwitten in de voeding dusdanig klein gemaakt dat het lichaam ze niet meer als ‘lichaamsvreemd’ kan herkennen, waardoor er geen allergische reactie meer optreed.
Veel andere merken claimen hypoallergeen te zijn, helaas werken die onvoldoende.

Als laatste blijft de omgevingsallergie, ook wel atopie genoemd, over. Als alle andere allergieën uitgesloten zijn kan een bloedtest gedaan worden om te kijken voor welke omgevingsallergenen uw hond allergisch is. Dit heeft echter alleen nut als ook daadwerkelijk de behandeling van hyposensibilisatie gestart wordt. Dit zijn maandelijkse injecties met de allergenen waar uw hond allergisch voor is, om zo het lichaam te laten wennen aan deze stoffen. In 70% van de gevallen zal de hond minder of helemaal niet meer allergisch reageren en vermindert of verdwijnt daardoor de jeuk.

Anti- jeuk medicatie

Vroeger was alleen prednison beschikbaar als anti-jeukmedicatie. Dit werkt geweldig tegen de jeuk, maar heeft veel bijwerkingen en is dan ook een middel wat we zeker niet levenslang willen geven bij een allergie. Gelukkig zijn er tegenwoordig veilige alternatieven. Er zijn zowel tabletten (bijvoorbeeld Apoquel©) als maandelijkse injecties (bijvoorbeeld Cytopoint©) die de jeuk bij de hond remmen. Deze mogen ook levenslang gegeven worden indien nodig. Uw dierenarts zal uitgebreid met u bespreken welke mogelijkheden er zijn en welke het beste bij uw hond passen.

Bronnen:
  • Nextmune
  • Wetenschappelijk artikel: Atopic dermatitis in cats and dogs. a difficult disease for animals and owners. Natalie Katharina Yvonne Gedon & Ralf Steffen Mueller. 2018.

Dier van de maand – Donder

Dit is Donder, Donder is een 10 jarige Lhasa apso, waarbij aan het begin van het jaar suikerziekte is vastgesteld.

Om een juiste behandeling te starten moet hiervoor de glucosewaarde in het bloed worden bepaald. Dit betekent normaal gesproken dat er een aantal keer per dag geprikt wordt om een dagcurve op te stellen. Dit prikken is natuurlijk erg vervelend, vandaar dat er bij Donder een Freestyle Libre is geplaatst, hiermee kun je glucose meten zonder te prikken.

Voor zowel Donder als haar baasje wel zo fijn!

Webinar woensdag 21 april 20.00 uur

Een duurzame veestapel levert u veel op, waaronder o.a. heel veel werkplezier. Maar hoe zorg ik er nu voor dat mijn koeien één of twee extra lactaties maken? Wat betekent een duurzamere bedrijfsvoering voor mij als veehouder?

Veehouders die graag met duurzaamheid op hun bedrijf aan de gang willen kunnen een beroep doen op de Subsidieregeling agrarische bedrijfsadvisering en educatie (Sabe) Er kan een voucher aangevraagd worden ter waarde van €1500,- en deze kan gebruikt worden voor een leuke en interactieve training om uw dieren 2 extra lactaties op uw bedrijf te laten maken. Deze training (2 x webinar en 2 x op locatie op een bedrijf) wordt verzorgd door CowSignals, in samenwerking met Diergeneeskundig Centrum Zuid-Oost Drenthe.

De aftrap voor dit project is in de vorm van een webinar op woensdag 21 april om 20.00 uur (gratis verzorgd door uw praktijk) Tijdens de webinar gaan we dieper in op de uitdaging om koeien ouder te laten worden. De webinar zal onderbroken worden door een ludieke poll waarin de vraag centraal staat: Hoe goed kent u uw dierenarts?

Het programma (duur ruim een uur) is als volgt:
– Inleiding
– Duurzame klauwen, halen het voer op en brengen de melk weg
– Ludiek intermezzo, ken uw dierenarts
– Sturen op ureum: zo kan het ook
– Toelichting SABE-voucher en inzet voor de training 2 extra lactaties

U kunt zich gratis aanmelden (graag onder vermelding van voornaam en achternaam) door te mailen naar griend@zod.nl, vervolgens ontvangt u per mail de link voor deelname.

Samenvattend:
Gezamenlijk aan de gang met duurzaamheid op woensdag 21 april, tijdstip aanvang 20.00 uur. We zien u graag verschijnen.

Rundvee-dierenartsen

Diergeneeskundig Centrum Zuid-Oost Drenthe

Aanscherping I&R beleid paardachtigen

De identificatie en registratie (I&R) van paardachtigen is een Europese verplichting die geldt voor paarden die zowel hobbymatig als professioneel worden gehouden. Per 21 april 2021 is er een aanscherping van het I&R beleid. Je vindt hier de informatie over hoe paarden en locaties waar paarden gehouden worden, geregistreerd moeten zijn.

Registreren van het paard

Het registreren van paarden gebeurt via het chippen in combinatie met het aanvragen van een paspoort bij een paard. Dat verloopt via paspoort uitgevende instanties (ppi). Zij mogen dit namens RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) uitgeven en registreren de gegevens van het paard in hun database. Ook zorgen zij dat de gegevens in de Nederlandse centrale database komen.

Wil je nagaan of jouw paard in de Nederlandse database geregistreerd staat? Met de zoekfunctie halverwege op deze pagina van rvo.nl kunt u het chipnummer of levensnummer van een paard intypen om te zien welke gegevens bekend zijn. Staat uw paard niet geregistreerd? Neem dan contact op met een van de instanties die RVO heeft aangewezen om paspoorten te mogen uitgeven. Deze zijn hier te vinden.

Registreren van een locatie waar paarden gehouden worden

Voor het registreren van een locatie waar paarden gehouden worden, zijn grofweg twee handelingen nodig. 1. De locatie dient een Uniek Bedrijfsnummer (UBN) te hebben en 2. De paarden die gehouden worden op de locatie koppelen aan het UBN.
Het is mogelijk een UBN voor paardachtigen te registreren. U vraagt een UBN aan op mijn.rvo.nl. Heeft u al een UBN? En wilt u de diersoort paardachtigen toevoegen? Dat doet u ook op mijn.rvo.nl. U vindt daar een handleiding waarin we uitleggen hoe u dit makkelijk doet.
Het is op dit moment nog niet mogelijk om de paardachtigen op het UBN aan te melden. We verwachten dat dit vanaf 12 april 2021 mogelijk is. Hoe u dit doet leest u dan op de website van RVO.

Wie is verantwoordelijk voor de registratie?

De houder van het paard is verantwoordelijk voor de registratie van het paard. De houder van de locatie is verantwoordelijk voor de registratie van de locatie waar paarden gehouden worden.

Wie is de houder van het paard?

De houder van het paard is degene die de dagelijkse besluitvorming heeft over het paard. In de meeste gevallen is dat de eigenaar van het paard.

Wie is de houder van een locatie?

De houder van een locatie is de eigenaar, de huurder of de bruiklener van een locatie. Verhuur je een locatie of geef je een locatie in bruikleen dan draag je daarmee de feitelijke macht over aan een ander. Gebruikt de huurder of bruiklener vervolgens de locatie om paarden te houden (van hemzelf of een ander) dan is hij de daarmee de houder van de locatie.

KoeSignalen training met als doel: twee extra lactaties!

Het streven om de Nederlandse koeien ouder te laten worden biedt uitdagingen, maar voornamelijk kansen! In het najaar van 2021 wordt er in samenwerking met CowSignals een gratis KoeSignalen-training aangeboden vanuit de praktijk om hierop in te kunnen spelen. Door het inzetten van één SABE-voucher kan de training ter waarde van €1500,- worden gevolgd.

De training zal bestaan uit:

  • Twee online cursussen, die op eigen moment kunnen worden bekeken
  • Twee dag trainingen met collega veehouders; hopelijk laten de regels rondom corona dit in het najaar weer toe.

We zien jullie hier graag voor terug – mooi om samen te kunnen gaan sparren over diergezondheid en ervaringen hierover uit te wisselen! Bij interesse of behoefte aan meer informatie over het inschrijven hiervoor, kan altijd een mail worden gestuurd naar info@zod.nl of vraag uw dierenarts om meer informatie.

Webinar 21 april 2021

Om duurzaamheid van de koeien, en bovenstaande training, onder de aandacht te brengen organiseert Diergeneeskundig Centrum Zuid-Oost Drenthe op woensdag 21 april om 20 uur een webinar met alvast een inkijk in het verlengen van de levensduur van koeien. Dan worden er enkele korte presentaties gegeven waarin we kort en krachtig onze visie op het maken van 2 extra lactaties geven, oftewel alvast een kort schot voor de boeg. De webinar is gratis te volgen. Binnenkort ontvangt u hiervoor een uitnodiging.

Kijk hier voor meer informatie over de training.

Oog op klauwgezondheid – deel 2

Tijdig behandelen geeft betere resultaten

Een van de redenen waarom kreupelheid zo’n lastig probleem kan zijn is dat het kan lijken alsof het bekappen van kreupele koeien zinloos is omdat veel koeien later weer een terugval krijgen. Met name hoornproblemen als zoolzweren en witte lijn defecten kunnen hardnekkig zijn en zijn vaak niet met 1 keer bekappen opgelost. De reden daarvoor is eigenlijk vrij simpel, namelijk dat een zoolzweer of witte lijn defect niet in 1 dag ontstaan is, maar over meerdere weken en daardoor zullen ze ook niet zomaar herstellen.

Als je kijkt naar de anatomie van de klauw, dan geven de rode pijlen aan waar deze problemen zich in eerste instantie voordoen, namelijk de lamellen van de wandhoorn of de hoornvormende laag van de zool (lederhuid). Dat betekent dat ze op het moment van ontstaan nog onder de al gevormde hoorn van minstens een halve cm dik zitten. Op dat moment moeten ze nog uitgroeien voordat ze zichtbaar zijn aan het oppervlak bij bekappen. De zichtbare witte lijn defecten en zoolzweren die je vindt bij bekappen zijn dus niet acuut ontstaan en de onderliggende laag heeft meestal al langdurig onder druk gestaan. Het herstel gaat daarom ook relatief traag, de kneuzingen moeten eerst herstellen en daarna moet er gezond hoorn terug vormen. Voordat de gezonde hoorn weer terug is op hetzelfde niveau als de rest van de klauw ben je zo 6 weken verder.

De beste manier om de hersteltijd te verkorten is om kreupele koeien zo snel mogelijk te bekappen. Dat betekent in de praktijk bij een zoolzweer meestal dat je moet bekappen voordat het echte zoolzweren zijn maar nog steeds zoolkneuzingen. Bij witte lijn defecten wil je ze bekappen voordat de lamellen ontstoken zijn en er dus alleen maar gezond weefsel onder het defect vandaan komt. Eigenlijk weet je dus pas zeker dat je op tijd bent met bekappen als je weinig onder de klauw vindt! Het enige wat je dan doet met bekappen is de klauw weer in balans zetten en de druk weghalen van de aangetaste plek waardoor het levende weefsel eronder weer kan herstellen. Dit is ook nog eens fijner bekappen; je bent er namelijk veel sneller klaar mee en het doet de koe geen pijn.

De enige manier om op tijd te bekappen is om kreupele koeien te bekappen zodra ze beginnen te kreupelen. Kreupelheid vanuit hoornaandoeningen ontstaat niet acuut. Voordat je ziet dat de koe duidelijk op 1 poot kreupel loopt is ze de tijd daarvoor ook al licht kreupel geweest. Meestal wachten we echter pas met het behandelen van zo’n koe tot ze duidelijk kreupelt en vind je vaak ook al een zoolzweer of een open witte lijn defect. Bedenkt dus dat je als je eerder bekapt, je korter bezig bent en de koe betere en snellere genezingskansen heeft. Zo voorkom je ernstigere gevallen en wordt uiteindelijk de algehele klauwgezondheid in je koppel beter.

 

Vaccineren longworm

Het zal niet lang meer duren voordat het weideseizoen gaat beginnen en daarmee begint ook het risico op longworm bij (jong)vee.

Longworm larven worden tijdens het weideseizoen opgenomen via het gras en de volwassen wormen bevinden zich in de longblaasjes en vertakkingen van de luchtwegen. Na een infectie zijn de verschijnselen voornamelijk hoesten, soms koorts en in ernstige gevallen kan een infectie leiden tot verminderde melkproductie en verminderde groei van het jongvee.

Begin daarom op tijd, voordat de dieren naar buiten gaan, met het vaccineren tegen longworm om de schade te beperken! Dit kan door middel van een orale vaccinatie. De vaccinatie bestaat uit een tweevoudige behandeling met 4 weken tussentijd. Twee weken na de laatste vaccinatie kunnen de dieren naar buiten. Zie onderstaand schema.

 

Behandeling melkziekte

Melkziekte… “al zo oud als de weg naar Rome” maar nog steeds een relevant ziektebeeld op het melkveebedrijf.

Elke melkveehouder heeft er wel eens tegen behandeld. Een infuus, drankjes, pillen, drenchen of onderhuids, er zijn vele behandelmethodes. Vaak is er een voorkeursmethode op het bedrijf, waar jarenlang niet van wordt afgeweken. Deze kunnen onderling sterk verschillen. Betekent dat, dat het eigenlijk niet uitmaakt hóe de calcium wordt toegediend?

Onderzoek toont aan dat er wel degelijk een verschillend effect wordt bereikt met de verschillende behandelmethodes. Onderstaande grafiek laat dat mooi zien.

Alle koeien in dit onderzoek starten met subklinische melkziekte (de norm is 8,6 mg/dl). De ene groep wordt behandeld met een enkel infuus, de andere groep met 2 pillen met 12 uur interval. De derde groep krijgt niets. Zoals u ziet heeft het infuus een spectaculair effect wat helaas een minder fijn staartje krijgt. De koe zal snel warm worden en opknappen maar na 8 uur weer wegzakken doordat de eigen stofwisseling niet actief de Ca-opname stimuleert. Er was immers voldoende? Dit effect is zelfs na 2 dagen nog duidelijk merkbaar. De koeien behandeld met de Ca-pillen laten een veel stabieler patroon zien, zij knappen minder snel op in de eerste uren maar zakken veel minder weg in vergelijking met de andere twee groepen en zullen dus stabieler vreten. Echter zelfs deze vorm van supplementeren heeft een licht remmend effect op de eigen Ca-stofwisseling waardoor deze groep na twee dagen lager uit komt dan de controle groep.

Samengevat kan worden gezegd dat elke vorm van supplementatie zijn specifieke nut heeft. Echter de toepassing moet passen bij het type melkziekte koe. Hou daarbij vooral ook het lange termijn doel voor ogen!

Ubroseal Blue

Het is soms lastig om na het afkalven de gangbare witte teatsealers te zien en te onderscheiden van vlokjes in de melk door mastitis.

Daarom heeft Ubroseal nu de blauwe teatsealer ontwikkelt, ook naar aanleiding van terugkoppeling van veehouders. De blauwe kleur maakt het verwijderen na afkalven gemakkelijker, waardoor er ook minder kans is op restanten in de melkleidingen en apparatuur. De teatsealer heeft verder dezelfde eigenschappen. De blauwe kleur geeft niet af en is goedgekeurd voor gebruik in voedingsmiddelen. Eventuele opname door het kalf is veilig en heeft geen nadelige effecten.

Let op! Teken zijn alweer actief

Bescherm je kat of hond op tijd en langdurig tegen teken

De lente begint steeds vroeger. Dit betekent ook dat teken al vanaf maart actief zijn! En voorlopig blijven ze hier: vaak zie je nog tot en met november (en zelfs in warme winters) teken in de natuur. Daarom doet u er goed aan om uw hond of kat op tijd en langdurig te beschermen. Begin nu!

De STAP-methode helpt je in actie te komen tegen teken voor je huisdier en je gezin.
Want wist je dat katten- en hondeneigenaren 50% meer kans lopen op een tekenbeet dan mensen zonder huisdieren?

50% meer kans op een tekenbeet

Ja, helaas heb je als honden- of kattenbezitter maar liefst 50% meer kans op een tekenbeet, dan iemand zonder huisdieren…. En wist je dat onbeschermde honden en katten levende teken mee naar huis kunnen nemen? Om jezelf en je gezin te beschermen, is het dus zaak óók je huisdier te beschermen!

STAP 1: Signaleren

In Nederland komen teken overal voor. Je loopt niet alleen tekenbeten op in het bos (43%), maar ook in de tuin (31%), in duinen (7%) en in mindere mate in stadsparken!
Controleer je hond of kat, jezelf en gezinsleden dan ook regelmatig op teken, zeker als je in het groen bent geweest! Vergeet niet, dat het soms moeilijk zoeken is. Jonge teken zijn namelijk slechts 1 tot 3 mm groot.

STAP 2: Teek verwijderen

Signaleer je een teek bij jezelf, je kat en/of hond? Verwijder deze dan zo snel mogelijk met behulp van een puntig pincet, tekentang of tekenkaart. Je kan de teek het beste zo dicht mogelijk op de huid bij de kop vastpakken en hem er rustig uittrekken. Hoe eerder je de teek verwijdert, hoe kleiner de kans op besmetting. Gebruik geen alcohol of jodium bij het verwijderen van een teek.

STAP 3: Advies bij de (dieren)arts

Heb je zelf een tekenbeet? Overleg dan met je huisarts in verband met een mogelijke Lyme-besmetting.
Informeer ook bij je dierenarts hoe je je hond of kat het beste kunt beschermen tegen teken in het najaar. Je dierenarts geeft een persoonlijk advies op basis van de gezondheid van je huisdier en je thuissituatie en adviseert middelen die uitgebreid zijn onderzocht op veiligheid en effectiviteit. Ook kan je dierenarts je helpen bij het verwijderen van teken bij je kat of hond.

STAP 4: Preventie

Wie tegen teken wil beschermen, beschermt zijn huisdier preventief! Wacht dus niet tot je een teek ziet, want dan ben je eigenlijk al te laat.
Teken wil je het liefst voorkomen. Voor je huisdier bestaan verschillende producten in verschillende toedieningsvormen (spot-on, tablet of band) die gemiddeld een maand of juist meerdere maanden beschermen tegen teken. Vraag je dierenarts om een product dat het beste bij jouw huisdier past.

Vergeet ook niet jezelf goed te beschermen als je het groen in gaat.

Is uw konijn al ingeënt?

Het voorjaar is de beste tijd van het jaar om uw konijn te laten vaccineren tegen myxomatose en VHD type 1 en 2.

Zodra de temperaturen stijgen en de insecten weer actief worden is het belangrijk om preventieve maatregelen te nemen. Met name stekende insecten, muggen, steekvliegen maar ook vlooien kunnen gevaarlijke ziektes overbrengen bij uw konijn zoals myxomatose en VHD. Deze virussen verspreiden zich razendsnel en is uw konijn eenmaal geïnfecteerd dan overleeft hij de ziekte vaak niet. Gelukkig kunt u uw konijn beschermen door het elk jaar te laten vaccineren. Het betreft één vaccinatie welke bescherming biedt tegen myxomatose en VHD type 1 en 2.

Naast vaccineren kunt u meer doen om uw konijn te beschermen. Zo is het aan te raden om ervoor te zorgen dat uw konijn geen vlooien krijgt, let op niet elk anti-vlooienmiddel is geschikt voor konijnen. Wilt u advies hierover dan kunt u altijd contact opnemen. Daarbij kunt u maatregelen nemen tegen muggen en vliegen, door bijvoorbeeld een horrengaas te plaatsen. Ook een droge bedding helpt muggen te bestrijden. En als laatste voorkom contact met wilde konijnen.

Met preventieve gezondheidszorg en vaccinatie houden we samen konijnen vitaal en gezond!
Wilt u meer informatie over vaccineren, of wilt u een afspraak maken, dan kunt u contact opnemen met één van onze locaties. Ook is het mogelijk om uw afspraak online te maken via www.zod.nl.

Tot ziens op de praktijk!

Dreiging van Rhinopneumonie

Hoe willen we het risico zo laag mogelijk houden?

Als aanvulling op onze berichtgeving over de uitbraak van Rhinopneumonie in Valencia via Facebook, onze website en de nieuwsbrief d.d. 3 maart 2021 willen wij u wat meer informeren over deze ziekte.

Rhinopneumonie wordt veroorzaakt door het Equine Herpes Virus (EHV). Een infectie met EHV kan zich uiten in drie vormen: de neurologische vorm, de ‘abortusvorm’ en de ademhalingsvorm. Daarvan zijn 2 typen van belang: type 1 en type 4. De ademhalingsvorm (verkoudheid, griep) wordt voor 20% veroorzaakt door type 1 en voor 80% door type 4. De abortusvorm door voornamelijk type 1 (96%) en de neurologische vorm (verlammingen) voor 100% door type 1.

Als een paard eenmaal een EHV-infectie heeft opgelopen, blijft het virus voor altijd in het lichaam van het paard. Reactivatie van het virus treedt op bij weerstandsverlaging (b.v. stress of andere ziekten). Het is wat dat betreft vergelijkbaar met een koortslip bij de mens; daar kom je nooit vanaf en komt tot uiting op momenten van verminderde weerstand. Meer dan 50% van de Nederlandse paardenpopulatie heeft een EHV-infectie doorgemaakt, is dus drager van dit virus en kan dit virus bij verminderde weerstand uitscheiden en verspreiden.

Om risico’s van besmetting zo laag mogelijk te houden, is het belangrijk om te weten hoe het virus wordt overgedragen. Uitscheiding van het virus vindt plaats door ‘dragers’ of door nieuwe besmettingen. Via vocht uit de neus en proesten, hoesten, snotteren van een ander paard, kan het virus worden opgenomen via de voorste luchtwegen. Dit vindt voornamelijk plaats bij neuscontact. Echter, het kan ook plaatsvinden via overdracht via mensen / spullen. Het virus overleeft namelijk urenlang buiten het lichaam, waardoor het gebruik van andermans stal, praam, drinkemmer of voerbak een risico is. Ook het laten ruiken aan je kleding of schoenen waar b.v. snot of vruchtwater op zit of het houden van dieren in een slecht geventileerde ruimte (b.v. trailer, stallen met onvoldoende ventilatie) kan overdracht van het virus mogelijk maken.

Bij vermoeden van Rhinopneumonie op stal is het advies om alle paarden twee keer daags te temperaturen. Er zijn namelijk vaak meerdere paarden die – met of zonder verschijnselen – koorts blijken te hebben. Boven de 38,2 graden spreekt men van koorts. Paarden kunnen worden gevaccineerd tegen Rhinopneumonie. Het belangrijkste doel van vaccinatie is om spreiding van het virus te verminderen. Daarnaast is het zeer effectief tegen de ademhalingsvorm, minder effectief tegen de abortusvorm en helaas niet of nauwelijks effectief tegen de neurologische vorm. Omdat het voorkomen van virusspreiding het voornaamste doel is van vaccinatie, is het ook het beste om alle paarden op stal te vaccineren en niet één of enkele paarden. Het vaccinatieschema bestaat uit een basisenting met een maand tussentijd; hierna dient de enting elk halfjaar te worden herhaald.

U bent meer dan welkom uw situatie voor te leggen of het nuttig is om te vaccineren of als u meer wilt weten over het virus.

Identificatie en Registratie

Waarom en wat moeten we weten?

Om nog beter samen te kunnen werken aan het verbeteren van diergezondheid op Europees niveau, is wet- en regelgeving aangepast. Per 21 april 2021 zal de Europese diergezondheidsverordening van kracht gaan in Nederland.

De regels die hierin staan hebben invloed hebben op zowel professionele als hobby-dierhouders. Deze regels zullen ervoor zorgen dat er bij dierziekten nog beter gehandeld kan worden: (1) eerdere detectie en aanpak en (2) er kunnen betere plannen worden gemaakt voor preventie. Preventie is o.a. noodzakelijk voor ziekten die zich snel kan verspreiden en bewaking vereisen binnen de EU. Wat dient u te weten?

  • Houderijen (waar een paardachtige – dus ook ezels en muildieren – minstens 30 dagen of langer wordt gehouden) moeten in een centrale database van de RVO worden geregistreerd en ontvangen een UBN (uniek bedrijfsnummer);
  • Houderijen die al een UBN-nummer hebben, hoeven geen nieuw nummer aan te vragen – zij kunnen categorie paard toevoegen;
  • Al voor 21 april kan een UBN-nummer worden aangevraagd; dit kan via de website van RVO.
  • De houderij maakt kenbaar welke paarden op zijn locatie worden gehouden;
    • De eigenaar van het paard is verantwoordelijk voor registratie van het paard, dieren moeten hiervoor gechipt zijn en een paspoort hebben van een PPI (paspoort uitgevende instantie, in de meeste gevallen een stamboek) – binnen zes maanden na geboorte veulen;
    • Pas nadat een dier is aangemeld bij een PPI, kan het dier worden gekoppeld aan een UBN-nummer;
    • Paarden met een paspoort van een buitenlands stamboek moeten wordt gemeld bij een PPI in Nederland, zodat zij de gegevens in de database kunnen verwerken;
    • Het koppelen van paarden aan een UBN kan naar verwachting vanaf 12 april
  • De houders dienen lokaal (schriftelijk of digitaal, minstens drie jaar bewaren) tijdelijke verplaatsingen, sterftecijfers op houderij en identificatiedocumenten van de aanwezige paarden bij te houden.

Hoefbevangenheid

Een pijnlijke kwestie

Het weideseizoen breekt weer aan! Voor de dieren weer een fijne periode, maar helaas ook een periode met risico’s.

Denk bijvoorbeeld aan hoefbevangenheid, waarbij paarden enorm pijnlijk kunnen zijn. De dieren kunnen zeer stijfjes zijn en stram bewegen (soms geen stap meer willen verzetten), warme hoeven hebben (met soms een verdikte / pijnlijke kroonrand), willen de hoeven of beide voorbenen graag ontlasten (soms zelfs een trippelende om-en-om belasting). Hoefbevangenheid kan zowel bij vier hoeven, als bij één hoef plaatsvinden.

Oorzaken van hoefbevangenheid worden verdeeld in drie groepen:

  1. Equine Metabolic Syndroom, de combinatie van overgewicht, insulineresistentie en hoefbevangenheid.
  2. Ziekte van Cushing (PPID) waardoor hormonen ontregeld worden.
  3. Dieet met teveel koolhydraten (suikers) of zetmeel

Juist dit laatste geeft nu flinke alarmbellen. Vooral voorjaarsweide bevat een hoog gehalte aan suikers! Als suiker wordt opgenomen, wordt insuline geproduceerd om de suikers door het lichaam te transporteren. Indien dit systeem ontregeld raakt en insulineconcentratie overdreven veel stijgt en/of lang hoog blijft (insulinedysregulatie), neemt het risico op hoefbevangenheid zienderogen toe! Te dikke paarden en rassen zoals Welsh pony’s, shetlanders, Andalusiërs en Lusitano’s kunnen hier vaker last van hebben. Deze risicogroep kan baat hebben bij een bepaling van insulinedysregulatie middels een OST-test (voor meer informatie); zodat er nog meer maatregelen kunnen worden getroffen om hoefbevangenheid te voorkomen.

Alert op Rhinopneumonie-virus

Nederland is uitermate alert op een nieuwe uitbraak van Rhinopneumonie.

Op een concours in Spanje is het zogenoemde rhinopneumonie-virus onder paarden uitgebroken. Daar waren ook 25 Nederlandse paarden aanwezig. Dertien paarden staan inmiddels in afzondering in eigen omgeving, twaalf zijn er nog in Spanje.

Rhinopneumonie is een virusziekte bij het paard die veroorzaakt wordt door twee verschillende herpesvirussen (EHV1 en EHV4) en drie verschijningsvormen kent:

  • verkoudheidsvorm
  • abortus-vorm (besmettelijk verwerpen)
  • neurologische-vorm

Ondanks dat het vaccin niet volledig tegen alle vormen beschermt, adviseren wij om zoveel mogelijk te vaccineren. Gevaccineerde paarden scheiden bij een infectie minder virus uit en dat verlaagt de kans op verspreiding. Daarnaast vermindert de infectiedruk op een bedrijf en hiermee de kans op besmetting.

In dit artikel vind je meer informatie.

(Bron KNMvD)

Dier van de maand – Sammy

Dit is Sammy

De knieschijf van Sammy lag permanent naast zijn knie én zijn voorste kruisband was kapot én hij had zware artrose in de knie. Vanwege de pijn liep Sammy al maanden op 3 poten. Om weer pijnvrij door het leven te kunnen heeft Sammy een pootamputatie ondergaan. Sammy doet het inmiddels geweldig op 3 poten!

Vacature paraveterinair

Risicofactoren voor nieuwe infecties tijdens de droogstand

Vorig jaar heeft onze praktijk deelgenomen aan een onderzoek naar management tijdens de droogstand. Dit onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met Kernpraktijken Rundvee®, een samenwerkingsverband van vooruitstrevende rundveepraktijken in Nederland, waar ook onze praktijk lid van is.

700 melkveehouders verspreid over Nederland hebben de online enquête over droogstandsmanagement ingevuld, waaronder veel veehouders van onze praktijk.

Inmiddels zijn de resultaten verwerkt en kunnen we ze met u delen. Wij willen iedereen die heeft meegewerkt bedanken voor de moeite. Door mee te werken aan onderzoek kunnen wij u van dienst zijn met de nieuwste inzichten en de beste adviezen voor de gezondheid van de dieren op uw bedrijf.

Resultaten onderzoek

Uit het onderzoek bleek dat veehouders het verlagen van de melkgift voor droogstand de belangrijkste maatregel vonden om succesvol zonder droogzetters droog te zetten, gevolgd door optimale hygiëne tijdens de droogstand. Het bleek dat veel veehouders extra moeite doen om de melkproductie voor droogstand te verlagen; maar liefst 72% van de veehouders neemt hiervoor maatregelen. 42% van de veehouders doet dit door het rantsoen aan de passen èn het aantal melkingen te verlagen, 32% past alleen het rantsoen aan en 20% van de veehouders verlaagt alleen het aantal melkingen voor de droogstand.

De richtlijn voor het gebruik van droogzetters op basis van het celgetal bleek nog niet bij alle veehouders goed bekend. Koeien met een celgetal hoger dan 50.000 cellen/ml en vaarzen met een celgetal hoger dan 150.000 cellen/ml mogen met antibiotica worden drooggezet. 45% van de veehouders kende deze richtlijn goed, de overige veehouders wisten de afkapwaarden voor het celgetal niet of haalden de afkapwaarden voor vaarzen en koeien door elkaar. Ook het type huisvesting van de droge koeien bleek een rol te spelen. Bedrijven met ligboxen met diepstrooisel of een overige type huisvesting (o.a. strohok) bleken meer nieuwe infecties te hebben dan bedrijven met ligboxen met matrassen. Dit onderschrijft het belang van een goede huisvesting van de droge koeien maar weer eens.

Het gebruik van de droogzetters volgens de norm bleek te leiden tot minder nieuwe infecties na afkalven. Nog belangrijker bleek het effect van management maatregelen zoals het dippen/sprayen van koeien voor de droogstand, goede kennis van de richtlijn of de huisvesting van de droge koeien. Droogzetters kunnen dus helpen om het percentage nieuwe infecties na afkalven te beheersen, maar goed management en het gericht inzetten van droogzetters is minstens zo effectief. Het bleek namelijk dat bedrijven die droogzetters gebruikten bij koeien die extra risico liepen (zoals leeftijd, hoge productie of melklekken) of koeien die eerder hoog celgetal of klinische mastitis hadden minder nieuwe infecties hadden dan bedrijven die daar geen rekening mee hielden. De grootte van het bedrijf of de manier van melken (robot melken of gewoon) bleken niet van invloed te zijn op het percentage nieuwe hoog celgetal koeien na afkalven.

Conclusie

Door optimalisatie van het management, zoals dippen of sprayen na droogzetten, het terugbrengen van de melkproductie voor droogzetten en het volgen van de richtlijn kan het aantal nieuwe hoog celgetal koeien na afkalven beheerst worden, met een beperkt en selectief gebruik van droogzetters. Ook het beheersen van hoog celgetal koeien tijdens de lactatie heeft een gunstig effect op het celgetal na afkalven.

Drenchen

In de vorige nieuwsbrief hebben we aandacht besteed aan het drenchen van koeien en de verschillende poeders die we hiervoor in het assortiment hebben.

Hiervoor hebben we ook een overzichtelijke geplastificeerde kaart gemaakt die u kan helpen in de ondersteuning van het kiezen van het juiste drenchpoeder.

Deze is verkrijgbaar bij de praktijk, en ook bij de dierenartsen in de auto’s, dus u kunt vragen naar zo’n kaart als dat u wat lijkt.

Vervolgens willen we u nog wel wijzen op een risico van drenchen; door de GD worden we er op gewezen dat er op de sectietafel nogal eens een koe gezien wordt waarbij een versliklongontsteking als doodsoorzaak is vastgesteld. Het kan zijn dat de koe tijdens het drenchen is doodgegaan, maar ook ten gevolge van trauma in de keelstreek of het inslikken van vocht tijdens het drenchen. Dit laatste kan gebeuren wanneer de slang niet ver genoeg wordt ingebracht, en waarbij het uiteinde zich daardoor nog in de slokdarm bevindt in plaats van in de pens.

Belangrijk is dus dat de sonde voorzichtig wordt ingebracht waarbij de koe de kans krijgt om te slikken. Vervolgens dient de slang ver genoeg ingebracht te worden zodat deze in de pens zit (meet eens aan de buitenzijde van de koe hoever dit zou moeten zijn), en het is handig om te ruiken of te luisteren of de slang goed zit. Vervolgens is het advies om de kop laag te houden, zodat evt. terugstromend vocht en speeksel via de bek kan afvloeien.

Tylomen en wondgenezing

Telefoon

Wanneer u tijdens kantooruren naar de praktijk belt en het is druk, dan kan het zijn dat u in de wacht gezet wordt door de assistente die de telefoon aanneemt.

Voordat ze u in de wacht zet wordt er altijd gevraagd of u een moment heeft. Belt u voor een spoedgeval, beantwoordt deze vraag dan met nee, en geef aan waar u voor belt. Dan kan de assistente altijd voorrang geven aan uw telefoontje, en dit ook met spoed doorgeven aan de betreffende dierenarts!

Maand van de gebitsverzorging

Gebitsproblemen bij honden en katten verdienen alle aandacht

Gebitsproblemen bij honden en katten komen vaker voor dan u denkt. Daarom vragen we elk jaar in februari aandacht voor dit probleem tijdens de maand van de gebitsverzorging. Maar natuurlijk verdient het gebit van uw hond of kat ook de rest van het jaar alle aandacht!

Laat het gebit van uw huisdier controleren
Helaas komen gebitsproblemen bij honden en katten erg veel voor. Zo heeft 80% van de oudere honden en bijna 70% van de oudere katten gebitsproblemen, vaak zonder dat u het als baasje merkt. Met het besef dat ook voor onze huisdieren een schoon en goed gebit een voorwaarde is voor een prettig en gezond leven, heeft de veterinaire tandheelkunde zich de afgelopen jaren in hoog tempo ontwikkeld. Elk jaar wordt in februari de landelijke maand van de gebitsverzorging georganiseerd en ook dit jaar besteedt onze praktijk hier aandacht aan.

De gebitsproblemen die wij het meeste zien in de praktijk zijn tandsteen en tandvleesontstekingen, problemen bij het wisselen en afgebroken tanden of kiezen. Ook begeleiden wij u graag in het onderhouden van een schoon gebit, bijvoorbeeld door tanden te poetsen.

Goede gebitsverzorging is noodzakelijk
Wilt u graag weten hoe de conditie van het gebit van uw hond of kat is? In de maand februari kunt u een afspraak maken voor een gratis gebitscontrole. Tijdens deze controle krijgt u uitleg en aansluitend een advies op maat. Tevens ontvangt u 10% korting op een eventuele gebitsbehandeling.

In verband met COVID-19 willen wij u vragen om vooraf telefonisch contact op te nemen, zodat wij de afspraken gespreid in kunnen plannen.

Even voorstellen

Mijn naam is Suzanne Verschuuren, 28 jaar oud en ik kom oorspronkelijk uit Zwolle.

In mei 2019 ben ik afgestudeerd als gezelschapsdierenarts aan de Universiteit Utrecht. Ik heb op meerdere praktijken ervaring opgedaan als dierenarts en werk sinds november 2020 bij Diergeneeskundig Centrum Zuid-Oost Drenthe.
Als jonge dierenarts vind ik het vooral leuk om mij breed te oriënteren, ik vind alles interessant! In de toekomst wil ik mij mogelijk nog verdiepen in bepaalde vakgebieden zoals tandheelkunde, dermatologie of chiropractie.
Thuis heb ik twee werklijn bordercollies waar ik fanatiek mee sport. Met name agility en daarnaast recreatief stepjöring en dogfrisbee. In mijn vrije tijd onderneem ik graag leuke dingen met mijn vriend, sport of wandel ik met mijn honden of lees een goed boek.

Tot ziens op de praktijk!

Avondklok

Met ingang van 23 januari 2021 geldt er in heel Nederland een avondklok tussen 21.00 uur ‘s avonds en 04.30 uur ‘s ochtends.

Tijdens de avondklok mag hier alleen van afgeweken worden als dit echt noodzakelijk is. Dringende veterinaire zorg valt hieronder, diereigenaren moeten dan een ‘Eigen verklaring avondklok’ bij zich hebben. Dit formulier is beschikbaar gesteld door de overheid en is hier te downloaden,

Meer informatie over de ‘Eigen verklaring avondklok’ vindt u hier.

Dier van de maand – Wolf

Dit is Wolf.

Wolf is een hele trouwe bezoeker van de praktijk. Het bijzondere is dat hij alleen, zonder eigenaar, naar de praktijk komt. Eerst kwam hij als ongecastreerde kater, maar inmiddels is hij gecastreerd. Blijkbaar heeft hij dat als erg prettig ervaren, hij vindt het namelijk nog steeds gezellig om bij ons te komen.

Wist u dat wij op de locatie Sleen een aparte kattenwachtkamer hebben? Wel zo fijn voor zowel katten als honden.