Risicofactoren voor nieuwe infecties tijdens de droogstand

Vorig jaar heeft onze praktijk deelgenomen aan een onderzoek naar management tijdens de droogstand. Dit onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met Kernpraktijken Rundvee®, een samenwerkingsverband van vooruitstrevende rundveepraktijken in Nederland, waar ook onze praktijk lid van is.

700 melkveehouders verspreid over Nederland hebben de online enquête over droogstandsmanagement ingevuld, waaronder veel veehouders van onze praktijk.

Inmiddels zijn de resultaten verwerkt en kunnen we ze met u delen. Wij willen iedereen die heeft meegewerkt bedanken voor de moeite. Door mee te werken aan onderzoek kunnen wij u van dienst zijn met de nieuwste inzichten en de beste adviezen voor de gezondheid van de dieren op uw bedrijf.

Resultaten onderzoek

Uit het onderzoek bleek dat veehouders het verlagen van de melkgift voor droogstand de belangrijkste maatregel vonden om succesvol zonder droogzetters droog te zetten, gevolgd door optimale hygiëne tijdens de droogstand. Het bleek dat veel veehouders extra moeite doen om de melkproductie voor droogstand te verlagen; maar liefst 72% van de veehouders neemt hiervoor maatregelen. 42% van de veehouders doet dit door het rantsoen aan de passen èn het aantal melkingen te verlagen, 32% past alleen het rantsoen aan en 20% van de veehouders verlaagt alleen het aantal melkingen voor de droogstand.

De richtlijn voor het gebruik van droogzetters op basis van het celgetal bleek nog niet bij alle veehouders goed bekend. Koeien met een celgetal hoger dan 50.000 cellen/ml en vaarzen met een celgetal hoger dan 150.000 cellen/ml mogen met antibiotica worden drooggezet. 45% van de veehouders kende deze richtlijn goed, de overige veehouders wisten de afkapwaarden voor het celgetal niet of haalden de afkapwaarden voor vaarzen en koeien door elkaar. Ook het type huisvesting van de droge koeien bleek een rol te spelen. Bedrijven met ligboxen met diepstrooisel of een overige type huisvesting (o.a. strohok) bleken meer nieuwe infecties te hebben dan bedrijven met ligboxen met matrassen. Dit onderschrijft het belang van een goede huisvesting van de droge koeien maar weer eens.

Het gebruik van de droogzetters volgens de norm bleek te leiden tot minder nieuwe infecties na afkalven. Nog belangrijker bleek het effect van management maatregelen zoals het dippen/sprayen van koeien voor de droogstand, goede kennis van de richtlijn of de huisvesting van de droge koeien. Droogzetters kunnen dus helpen om het percentage nieuwe infecties na afkalven te beheersen, maar goed management en het gericht inzetten van droogzetters is minstens zo effectief. Het bleek namelijk dat bedrijven die droogzetters gebruikten bij koeien die extra risico liepen (zoals leeftijd, hoge productie of melklekken) of koeien die eerder hoog celgetal of klinische mastitis hadden minder nieuwe infecties hadden dan bedrijven die daar geen rekening mee hielden. De grootte van het bedrijf of de manier van melken (robot melken of gewoon) bleken niet van invloed te zijn op het percentage nieuwe hoog celgetal koeien na afkalven.

Conclusie

Door optimalisatie van het management, zoals dippen of sprayen na droogzetten, het terugbrengen van de melkproductie voor droogzetten en het volgen van de richtlijn kan het aantal nieuwe hoog celgetal koeien na afkalven beheerst worden, met een beperkt en selectief gebruik van droogzetters. Ook het beheersen van hoog celgetal koeien tijdens de lactatie heeft een gunstig effect op het celgetal na afkalven.