Worminfecties en wormbestrijding bij paarden en pony’s

Paarden & wormen: een ingewikkeld verhaal

Het voorkomen en behandelen van wormen in de paardenhouderij is een ingewikkeld verhaal. Elke 6 tot 8 weken blind ontwormen is achterhaald; er moet een geldige reden zijn om ontwormingsmiddelen toe te dienen. Vaak is ontworming zelfs helemaal niet nodig en werkt blind ontwormen resistentieontwikkeling en milieuverontreiniging in de hand. Om te bepalen of uw paard of pony ontwormd moet worden, kan men gebruik maken van een mestonderzoek. Bij het mestonderzoek wordt mest onderzocht op de aanwezigheid van de eitjes van de wormen (en eventueel zand). Het wordt uitgedrukt in EPG (aantal wormeitjes per gram mest). In het onderzoek wordt specifiek gekeken naar welke soort wormen een rol spelen en hoeveel eitjes ze hiervan uitscheiden. Op deze manier kunnen we specifiek met u meedenken over welke middelen we het beste kunnen inschakelen én bij welke dieren, om de beste resultaten te behalen.

Wanneer willen we mestonderzoek inzetten?

  • Mestonderzoek is het belangrijkste in het voorjaar en de zomer; in het najaar en de winter kan het mestonderzoek vals negatief zijn omdat sommige wormen dan geen eieren uitscheiden, maar wel aanwezig zijn.
  • Het is verstandig om bij paarden ouder dan 3 jaar twee tot drie keer per jaar mestonderzoek te doen.
  • Bij paarden jonger dan 3 jaar is vaker (elke 4 tot 6 weken) mestonderzoek nodig, omdat deze dieren mogelijk nog onvoldoende weerstand hebben tegen wormen.
  • Bij problemen zoals vermageren, diarree, mestwateren of koliek. Uitscheiding van zand kan dan ook worden bekeken.
  • Twee weken na ontworming bij verdenking van resistente wormen en bij evaluatie van problemen.

Hoe pak ik een goed monster?

Verzamel het liefst verse mest van een individueel dier of pak de bovenste mestballen van een hoop mest, zodat er geen contact met grond is geweest. De mest kan – zo luchtdicht mogelijk – in de koelkast worden bewaard voordat het wordt afgegeven op de praktijk.

Om kosten te besparen kan er ook gepoold mestonderzoek gedaan worden. Dan worden er meerdere (maximaal 5) monsters per groep door ons gemengd (dus niet zelf mengen). Doorgaans worden de groepen gevormd uit leeftijdsgenoten (b.v. veulens, enters en twenters, drie- tot vijfjarigen en ouder dan 5 jaar) of koppelgenoten (b.v. groep met merries en groep met ruinen). De uitslag is dan het gemiddelde van een groep en zegt niets over een individueel dier.

Wanneer is het verstandig om sowieso te ontwormen?

  • Drachtige merries in de maand voor het veulenen met ivermectine.
  • Veulens op een leeftijd van 2 en 5 maanden i.v.m. spoelwormen met pyrantel of fenbendazol.
  • Dieren ouder dan 4 maanden leeftijd in het najaar tegen de horzellarven (vanaf 1 november) met moxidectine. Indien mos aanwezig is in weide, wordt de combinatie van moxidectine en praziquantel geadviseerd. De mosmijt is namelijk de tussengastheer van de lintworm; lintworm wordt gedood met praziquantel.
  • Bij het zien van wormen in de mest (bv. spoelworm, rode bloedworm, lintworm). Voor elke worm is een ander ontwormingsmiddel nodig.
  • Bij paarden met jeuk enkel aan de staarbasis, soms zijn deze aarsmaden zelfs te zien!

Opfok van jonge paarden

De laatste jaren is bij veel opfokbedrijven een toenemend probleem ontstaan m.b.t. worminfecties. Er sterven geregeld paarden doordat zij letterlijk worden opgevreten door de wormen. Frequent mestonderzoek en frequent ontwormen zijn dan de middelen die er zijn om dit probleem te aan te pakken. Ontworm alle paarden uit de groep op hetzelfde moment met hetzelfde middel en neem twee weken later mestmonsters ter controle van de werking van het gebruikte ontwormingsmiddel.

Voorkomen is beter dan genezen

Paarden worden besmet in de weide. Door de infectiedruk in de weide laag te houden, wordt de kans op een ernstige worminfectie van het paard kleiner. Goed weidemanagement in combinatie met gericht ontwormen is dus de sleutel tot een goede wormpreventie. Om opname van besmettelijke wormlarven in de weide door het paard te beperken, kunnen de volgende maatregelen worden genomen.

  • Weidt de paarden regelmatig om naar verschillende, liefst schone, percelen.
  • Verwijder minimaal 2 keer per week de mest uit de weide.
  • Probeer de weide afwisselend te laten begrazen door andere diersoorten. Dit gebeurt meestal met schapen. De ene diersoort eet de wormlarven van de andere diersoort op tijdens het grazen, maar de larven van de paardenwormen zijn niet besmettelijk voor het schaap en andersom.
  • Het land kan tussen het omweiden door gemaaid (en gehooid) worden. Dan is het omweiden met een andere diersoort niet noodzakelijk.
  • Doe eerst mestonderzoek voordat een paard naar een schoon perceel wordt omgeweid. Ontworm het paard indien nodig, voordat het wordt omgeweid naar het schone perceel.
(Bron: paardenarts.nl)