Ondanks dat we het niet altijd zien, blijft Rhino(pneumonie) een aanwezig probleem. Ongeveer 80 tot 90% van de paarden komt vóór de leeftijd van 2 jaar in contact met het Equine Herpesvirus (EHV). Eenmaal geïnfecteerd, blijft het virus levenslang latent aanwezig in het paard. Op elk moment kan het virus echter weer actief worden, bijvoorbeeld door stress of vermoeidheid (zoals transport of zware training). Deze eigenschap, kenmerkend voor herpesvirussen, maakt het lastig om EHV effectief te bestrijden en verklaart waarom er plotselinge uitbraken kunnen optreden.

Symptomen
De klinische symptomen van een Rhino(pneumonie)-infectie variëren sterk. Vooral jonge paarden kunnen duidelijke griepachtige verschijnselen vertonen, terwijl oudere paarden vaak onopgemerkt besmet raken.
Een verhoging van de lichaamstemperatuur (tot wel 41°C) is een eerste waarschuwingssignaal bij virale infecties. Naast luchtweginfecties door EHV-type 1 en type 4 kan EHV (meestal type 1) ook abortus veroorzaken in het laatste derde deel van de dracht. Verlamming door EHV-1 komt zelden voor (hiervoor biedt vaccinatie geen bescherming).

Basisvaccinatie

  • 1e basisvaccinatie: vanaf 5 maanden leeftijd
  • 2e basisvaccinatie: 1 maand (4 – 6 weken) na de 1e basisvaccinatie

Vaccineren heeft het grootste effect als een hele stal is gevaccineerd, omdat er voornamelijk gevaccineerd wordt om verspreiding van EHV te voorkomen. Een individueel dier op een stal vaccineren is minder zinvol ,maar zeker niet zinloos. Het gevaccineerde dier zal na infectie minder virus verspreiden (en dat is gunstig voor stalgenoten) en heeft minder kans op ernstige ziekteverschijnselen.

Herhalingsvaccinatie Halfjaarlijks (< 6 maanden)

  • Bij drachtige merries wordt aanbevolen te vaccineren in de 5e, 7e en 9e maand van de dracht.