Droes wordt veroorzaakt door de bacterie Streptococcus equi equi. Deze dringt via de neusslijmvliezen en keelholte het lichaam binnen en verplaatst zich naar de lymfeknopen, waar vervolgens abcessen kunnen ontstaan. Wanneer de abcessen groter worden, kan het paard ademhalings- en slikproblemen krijgen. Dit gebeurt echter alleen in ernstige gevallen. Paarden die nog geen antistoffen hebben tegen droes, krijgen doorgaans de meest uitgesproken symptomen. Soms komt zelfs verspreiding naar lymfeknopen op andere plekken in het lichaam voor.
Klachten
Klachten die vaak voorkomen bij een droesinfectie zijn koorts en/of hoesten. De bacterie is erg besmettelijk en kan ook langere tijd in de omgeving overleven. Daarom kan de bacterie gemakkelijk via direct contact tussen paarden, maar ook via indirect contact zoals tuig, emmers, gedeelde waterbakken, handen en kleding van verzorgers overgedragen worden op andere paarden.
Paarden die droes hebben zonder typerende verschijnselen, kunnen de bacterie ongemerkt verspreiden en vormen dus een groot risico voor bedrijven. Een nog groter risico kunnen de ‘dragerdieren’ zijn: deze hebben in het verleden droes doorgemaakt, maar de bacterie is niet volledig uit hun lichaam verdwenen. Dit kan een rol spelen op een stal waar herhaaldelijk droes optreed zonder verdere duidelijk insleep. Indien dit het geval is zou de drager opgespoord moeten worden om deze goed te behandelen.
Basisvaccinatie
- 1e basisvaccinatie: vanaf 4 maanden leeftijd
- 2e basisvaccinatie: 1 maand na de 1e basisvaccinatie
Herhalingsvaccinatie Iedere 3 – 6 maanden